Tegenstander (1716) en ik (1451) hadden allebei nog geen 5 minuten bedenktijd verbruikt of voor de derde keer in mijn leven werd ik met zwart in een Caro-Kannopening op de zesde zet mat gezet: 1.e4, c6; 2. Pf3, d5; 3. Pc3; dxe4; 4. Pxe4, Pbd7; 5. De2 (rare zet, dacht ik nog), Pf6; 6. Pd6++ .
Dat was dus geen goed
begin, maar gelukkig lieten de anderen zich daardoor niet ontmoedigen. Chiel
(1450), met Wit aan bord vijf, kwam tegen 1435 wat beter te staan, maar
overzag een penning die hem de kwaliteit kostte. Gelukkig kwam zijn
tegenstander in flinke tijdnood, reden waarom die zijn toevlucht nam tot herhaling
van zetten.
Bert
(0), met Wit aan bord drie, moest het
opnemen tegen ook een (0). Daar ging het gelijk op tot aan het eindspel waarin
beiden nog vijf pionnen, een Toren en een Loper hadden. (0) dacht met zijn
Toren een pion te kunnen winnen, om
vervolgens te constateren dat die vergiftigd was, want op de diagonaal met zijn
Koning was gezet. Daarop volgde een penning
en gaf hij terecht op.
Jaap (0),
aan bord drie, nam vanuit de opening de koningsstelling van zijn tegenstander
(1601) onder vuur, opende de h-lijn, bracht steeds meer stukken in stelling en
1601 dreigde te bezwijken. Maar daarna deed Jaap een paar mindere zetten en
zijn aanval dreigde dood te lopen. Toen herpakte hij zich, offerde twee lichte
stukken, stootte met een pionnenfalanx door in de richting van de achterste
rij, 1601 moest zijn materiële voorsprong weer inleveren en in hevige tijdnood
kwam Jaap in een eindspel terecht met ieder een Toren en in het centrum allebei
een groepje van drie pionnen. En dat wist ie op miraculeuze te winnen.
Dit nu was een
verrassende ontwikkeling. Twee partijen waren er nog aan de gang en we stonden
met 2½ - 1½ voor! Zou RKC van Feijenoord gaan winnen?
Fred (1646),
met Zwart, trof 1785, dus trof het niet. Lange tijd stond hij vrij beroerd met
twee ingesloten Lopers waarvan je met enig optimisme zou kunnen zeggen dat ze
een sterke dubbelpion vormden. Zijn tegenstander wist daar echter geen gebruik
van te maken en Fred wist na veel geploeter en geprakkiseer zijn Lopers te
bevrijden en onderweg ook nog een pionnetje buit te maken. Dat zag er
veelbelovend uit, maar Fred had nog maar één minuut op de klok (1785 nog drie).
Gesteld voor de keus wat de beste strategie was: eerst vijandelijke pionnen
opruimen en daarna met zijn vrijpion gaan lopen of meteen op promotie af te
gaan, koos hij de verliezende: lopen. Ook 1785 had zo’n vrijpion en die
arriveerde net één zet eerder op de plaats van bestemming.
En toen was alleen Patrick
(1761) nog bezig tegen 1689 en die, Patrick dus, stond , met wit, gewonnen.
Drie vrijpionnen had hij op de a-, c- en d-lijn, zijn tegenstander had drie pionnen
op de f-, g- en h-lijn, maar die werden door twee pionnen van Patrick op de g-
en h-lijn opgewacht. Verder hadden ze allebei nog een Dame en een Toren en, o
ja, een Koning. Het leek kat in het
bakkie. Tegenstander probeerde er eeuwig schaak uit te halen, wat Patrick wist
te voorkomen, maar daarbij koos hij uit de diverse mogelijkheden die hij
daartoe had voor de ongelukkigste manier. Daarna werden de Torens geruild,
waarbij hij een pion verloor. Vervolgens klopte de berekening van een kleine
manoeuvre net niet en werden de resterende vrijpionnen opgegeten. Intussen
stond zijn Koning zich midden op het bord af te vragen waar zijn hofhouding was
gebleven en had zijn tegenstander een pion meer. Hopeloze toestand dus.
Jammer.