ubbink transport

ubbink transport

Schaakstad 5 – DSG2: 4 - 2

De laatste wedstrijd tegen Schaakstad 5 ging in feite nergens om. Kampioen konden we niet worden, aan degradatie waren we ontsnapt. Wel zouden we het mooi vinden als we ons op de tweede plaats zouden kunnen handhaven. Gezien die ambtie gingen we hoopvol van start.

Joop (1328, tpr 1650) – Frans van Overbeek (1627, tpr 1439).
Bord 5
Joop kreeg de Boedapester op het bord. Sinds hij daarmee van Robbie gewonnen heeft, is het de goden verzoeken om deze opening tegen hem te spelen. Maar ja, hoe moet een buitenstaander dat weten?
In zijn eigen woorden:
“Wat denk je? Speelt de tegenstander met Zwart de Boedapester! Maar i.p.v Pg4 speelt hij Pe4. Mijn pion op e5 blijft voor hem een obstakel. Hij speelt hem niet weg en staat zichzelf hopeloos in de weg. Steeds meer stukken haal ik er in de aanval bij en op zeker moment was mat niet te vermijden. Jammer dat ik de matcombinatie niet kon afmaken; hij gaf op.”

Jan (1533, tpr 1658) – André Huis in ‘t Veld (1724, tpr 1815).
Bord 1
Ook Jan had de mazzel een opening te kunnen spelen waarin hij zich goed thuisvoelt: het gesloten Siciliaans.
“ Het ging zoals het vaak gaat. Tegenstander trekt ten aanval op de Damevleugel, ik schuif aan de andere kant pionnetjes op: h3, g4, f5. Om mij niet geheel duidelijke redenen stagneert de aanval van hem en zet de mijne door. Ik sla wat bresjes in zijn verdediging, win een pionnetje, zie dat ik nog een stuk kan winnen (maar over het hoofd dat ik mat in drie heb), win nog een stuk en als ook nog de vijandelijke Dame dreigt te moeten worden ingeleverd, geeft tegenstander op.”


En zo staan we al snel met 2 – 0 voor. Bij Emile en Albert gaat de strijd gelijk op, Ben staat wat minder maar niet hopeloos, Steffen gaat het waarschijnlijk niet redden.

Emile (1501, tpr 1167) – Frans van Dijk (1667, tpr 1596).
Bord 3
“De Hollandse verdediging kwam op het bord waarbij uiterst moeilijk gemanoeuvreerd moest worden. Ik hoopte Zwart, die vooruit moest met zijn pionnen, via de diagonal a1 – h8 in zwakke positie te krijgen. Maar met zijn waanzinnig sterke Paard op het middenveld kon hij in het eindspel samen met zijn Dame een pion veroveren, waarop mijn koning te “tochtig” kwam te staan: 0 – 1.”

Eddy Homburg (1456, tpr 1551) – Albert (1392, tpr 1426).
Bord 6
“Na een rustige opening (Weens), werd het een heel spannende partij.
Heel lang bleven alle stukken op het bord. Ik had veel stukken in stelling op de Koningsvleugel, maar kon niet echt gevaarlijk worden.
Ik had een stuk moeten offeren om een open lijn te krijgen voor mijn Dame.
Ik durfde dit niet goed en wilde in plaats daarvan op de Damevleugel met mijn pionnen oprukken. Dit was een foute beslissing. Er kwamen gaten in mijn stelling en in tijdnood maakte ik nog een paar fouten, waardoor ik moest opgeven.”

Peter Grasman (1563, tpr 1443) – Steffen (1431, tpr 1538).
Bord 4
Ook bij Steffen kwam het Hollands op het bord. Was dat toeval of heb ik iets gemist? Een nieuwe trend? Een passage over het hoofd gezien in het gedoogakkoord? Weg met het Spaans, Slavisch, Italiaans, Noors, Weens, Catalaans? “Geef het Hollands terug aan de Hollanders?”
Steffen: “ Na de Hollandse opening gaat Zwart met zijn pionnen op jacht naar de zwarte Loper van Wit, die uiteindelijk op g3 belandt. De diagonaal daar bleek een hoofdrol te gaan spelen in de partij. Wit lukte het om zijn Dame achter deze Loper te krijgen, waardoor er veel druk ontstond op c7 en de daarachter staande koning en op de pionnen die de achtervolging
hadden ingezet. Zwart verloor daardoor enkele pionnen, waardoor een Paard niet meer gedekt stond. Wat het paardje niet zo leuk vond. Zwart zette een tegenaanval in, maar helaas gaf die geen vruchtbare opbrengst. Daarna bracht Wit de genadeslag toe net voor de klok viel voor Zwart.

En zo stonden we met 3 – 2 achter. Alleen de partij van Ben was nog aan de gang. Die kreeg het Koningsgambiet te bestrijden en had het daar duidelijk moeilijk mee.

Shorish Maroof (1715, tpr 1579) – Ben (1478, tpr1798).
Bord 2
Ben: “Met Zwart kwam ik stroef door de opening. Na 1. e4, e5; 2. Lc4, Pf6; gaf zijn derde zet
3. f4 mij toch wat keuzeproblemen. Maar tot het middenspel ging het aardig gelijk op. Rond de 30ste zet maakte ik een fout waar niet van geprofiteerd werd. Maar toen ik op de 35ste zet weer een verkeerde volgorde van zetten koos,, werd de kans op een goede afloop wel een “stuk” kleiner. Dit was helemaal duidelijk toen ik na de 50ste zet opgaf.”

En zo werd de stand 4 – 2 in het voordeel van Schaakstad 5. Dat we daardoor van de tweede naar de vijfde plaats zakten, deerde ons niet. Dat we ons in deze klasse gehandhaafd hebben
was reden genoeg om er het glas op te heffen.