ubbink transport

ubbink transport

SMB2 – DSG1: 3 – 3

 


In de veronderstelling  dat de wedstrijd om 20.00 zou beginnen, waren wij onaangenaam verrast toen bij het betreden van de speelzaal bleek dat onze klokken al ruim een kwartier liepen. Dat de teamleider van de thuisploeg ons in een uitnodiging had moeten laten weten dat er op deze locatie om 19.30 wordt begonnen, werd geen argument gevonden en bovendien stond die eikel(1346) nog te liegen dat ie het wel had gedaan. De klokken werden dus niet teruggezet. Deze tegenstander diende dus vernietigend verslagen te worden, in het bijzonder (1346). Zo ging het dus niet.

Frank (2116) trof met Wit aan bord 1 Lucas de Jong (1670). Deze Lucas is heel slechtziend of blind en het spelen tegen tegenstanders met deze handicap is vanwege al het gedoe  dat dat met zich meebrengt geen pretje, zeker niet als ze ook nog behoorlijk kunnen schaken. Frank echter liet zich niet van de wijs brengen, bouwde rustig een solide stelling op, oefende wat druk uit op die van (1670), er leek voor de toeschouwende leek niet veel aan de hand, maar richting eindspel volgde er een afruil waarna Frank ineens een vrijpion bleek te hebben die beslissend werd.

Jaap (1671) moest het met Zwart opnemen tegen (1700) en hij had er weer zin in. Al gauw bereikte hij vanuit een ongebruikelijke opening een stelling zoals je die niet vaak tegenkomt in een reguliere schaakpartij, maar die een kolfje naar zijn is en voor de tegenstander niet. Die legde dan ook al snel het loodje.

Ben (1439) zag zich tegen (1615) al in de opening gedwongen om met zijn Koning richting midden van het bord op te rukken om daar een bedreigd stuk te dekken. Dat kon natuurlijk niet goed aflopen en dat liep het ook niet.

Bij mij (1441) en (1406) verdwenen in hoog tempo alle stukken van het bord, waarna de  pionnen in elkaar geschoven stonden en we allebei nog een Loper hadden die nutteloos achter dat pionnenhekwerk stond. Remise dus.

Albert (1416) begon, zoals hij dat wel vaker doet, met het Italiaans (e4, Pf3, Lc4) en na 15 zetten zag het er best veelbelovend uit. Toen kwam (1465) met een aantal Paardzetten, waarop Albert  niet goed reageerde. Vijf zetten later kon hij, bij een massale aanval op zijn Koningsvleugel geen kant meer uit en gaf dus op.

Joop (1394), die om 18.40 ruw van zijn avondeten werd weggehaald omdat Patrick op het laatste moment had afgezegd, speelde tegen (1346), ja, die dus, de partij van zijn leven en dreigde hem van het bord te vegen. Gedegen spelend, slim afruilend, gewiekst combinerend, bereikte hij een eindspel waarin hij een Toren meer had en glad gewonnen stond (+6,00 volgens Fritz). Maar toen begon de machine te haperen en in plaats van de genadeklap uit te delen, ging Joop de verdediging in en gaf hij (1346) de kans om met twee verbonden vrijpionnen op te rukken. Dat had nog slecht voor Joop kunnen aflopen, maar gelukkig accepteerde (1346) remise.

En zo werd het dus 3 -3.

 

                                                                                                          Jan

Verheugend was het feit dat Patrick weer van de partij was, want zie, dat maakte meteen het verschil: in plaats van, zoals de laatste wedstrijden gebruikelijk was, met 2½ - 3½ te verliezen, wonnen wij nu met deze cijfers. Dat ging zo.

Patrick (1751) trof aan bord 1, vanwege een tactische opstelling van de tegenpartij, (1552) en wist daar wel raad mee. Al in de opening won hij een paar tempo’s, wat later een stuk en daarna al snel de partij.

Chiel (1477) had aan bord 4 geen fijne avond. ‘Ik kwam nog wel redelijk uit de opening, maar daarna bleek mijn tegenstander (1609) tactisch te sterk en kwam ik er niet meert aan te pas. Hij kwam steeds beter te staan en haalde steeds meer materiaal op.

Ook Jaap (1707) aan bord 3 wist zich wel fijnere avonden te herinneren. Zijn 1.f4 werd  door (1689) beantwoord met e5, waarna Jaap meteen uit zijn repertoire was. Ook in het verdere verloop van de partij bleek (1689) van wanten te weten en liet hij zien wat het risico is van een aanval over beide flanken: dat je tegenstander door het centrum heen snijdt. Dat deed ie zeer gewiekst en zo stonden we halverwege met 2 – 1 achter. Dat was niet de bedoeling. Gelukkig bleken we aan bord 5 over een geheim wapen te beschikken, nl.:

Albert (1398): Ik opende met e4 en mijn tegenstander (1573) reageerde met de Franse verdediging.Ik ging iets te snel naar voren op de damevleugel en kwam op mijn koningsvleugel erg gedrongen te staan met veel stukken op een klein stukje speelveld. Stockfisch gaf mijn tegenstander steeds een behoorlijke plus.Gelukkig miste hij enkele goede vervolgzetten en kon ik via een loperaanval op zijn stelling, waarop hij vreemd reageerde, een Loper slaan met mijn Dame.Dat was het keerpunt in de partij.Ik had belang bij het afruilen van stukken en hij ging daarin mee, zodat ik uiteindelijk met 2 pionnen méér het eindspel inging. Dat was te veel voor hem en toen er een matdreiging volgde, die hij niet meer kon opheffen zonder verlies van zijn Toren, gaf hij op.

Jan (1423): Mijn tegenstander (1528) opende met 1.Pf3. Normaal beantwoord ik dat met Pf6, maar omdat dat bij mij altijd tot vervelende friemelpartijen leidt, koos ik voor 1…, d5. Algauw bleek dit ook nergens toe te leiden: geen aanknopingspunten, geen plan, noch bij mij, noch bij mijn tegenstander. Omdat Frank desgevraagd aangaf dat ie zou gaan winnen, had ik aan remise voldoende voor onze overwinning.Dat werd het toen wij drie keer dezelfde stelling op het bord kregen.

Frank (2112) bleek terecht achter bord 2 te zijn geplaatst, want daar kon hij het opnemen tegen hun sterkste man: (1829). Vanuit een Siciliaan bouwde Frank in alle rust een gedegen stelling op en voerde  geleidelijk de druk op. Dat leidde tot een eindspel waarin hij het zich kon permitteren stuk winst te versmaden, omdat hij, ook weer in alle rust, de twee pionnen kon opruimen die hem verhinderde met een vrijpion naar zijn promotieveld door te lopen.

Voor de stand KLIK HIER

SV Doetinchem 1 – DSG 1 (vervolg)

SV Doetinchem 1(1745) – DSG 1(1544): 3½ - 2½

Om het goede, opofferingsgezinde voorbeeld te geven, had ik mijzelf (1424) achter bord 1 gezet en trof daar (1938), die mijn e4 met c5 beantwoordde, waarna ik op de club blindelings voor d4 kies, maar nu toch maar koos voor 2. Pc3 om de boel gesloten te houden. Dat bleek een goede keus. Tot aan de 29ste zet ging de partij volkomen gelijk op, toen ging er een pion van mij af, maar via een kleine doch aardige combinatie kon ik afwikkelen naar een eindspel met ongelijke Lopers, dat theoretisch en volgens Fritz remise was maar in de praktijk dus niet, omdat ik op de 46ste zet met mijn Loper de dekking van een pion opgaf, waarna ik meteen kon opgeven.(Vanaf zet 29 staat het verdere verloop in onze database. Ga naar Diversen - Partijanalyse en database DSG of klik hier).

Bij Albert (1391) begon, na een rustig begin, zijn tegenstander (1690) een flinke batterij tegen zijn koningsvleugel op te bouwen. Het leek redelijk te verdedigen, maar Albert kwam niet meer toe aan het opzetten van een eigen aanval. Na een flinke afruilronde bleek hij een stuk minder te hebben en moest opgeven.

Chiel (1469), die de laatste tijd in grootse vorm steekt, trof aan bord 2 een tegenstander (1851) waarvan het duidelijk is dat ‘treffen’ hier niet ‘boffen’ betekent. Chiel kreeg een geweldige aanval op zijn Koningsstelling te verduren, maar wist steeds de juiste zet. die soms ook de enige was, te vinden om groot onheil te voorkomen. Toen alle gevaren bezworen waren, had hij misschien een Paard dat wat verloren op de Damevleugel stond in het spel kunnen betrekken en voor de winst kunnen gaan, maar wijselijk ( wie het onderste uit de kan wil etc.) besloot hij tot remise. Tegen 1851 dus. Fraai gedaan, Chiel.

Patrick (1740) moest het aan bord 3 opnemen tegen (1704). Vanuit een klein voordeeltje wist  hij (Patrick dus) op de Koningsvleugel steeds meer ruimte te veroveren en kwam zo steeds beter te staan. Om wat ruimte terug te pakken, speelde (1704) zijn h-pion op en dat had ie beter niet kunnen doen (met een Koning op h8). Patrick, die nu een kleine maar sluwe combinatie zag,  sloeg met een Paard de pion eraf, waarna (1704) de keuze had de h-lijn te laten openen, een hopeloze Koningsstelling over te houden of stukverlies te accepteren. Daarom koos hij maar voor een vierde mogelijkheid: opgeven.

Bert, met een rating van niks, moest het opnemen tegen (1689) en dat ging hem goed af en lang bleef de partij in evenwicht. Toen kwam er een moment dat beiden een vrijpion hadden, die, weliswaar in tegengestelde richting, een wedloop begonnen. Helaas was die van (1689) net een zet eerder.

Jaap (1680) trof aan bord 5 een meisje van een jaar of 14 met een rating van 1600. Als een meisje van een jaar of 14 al zo’n rating heeft, weet je dat het geen walkover wordt, maar Jaap ontwikkelde voorspoedig en kreeg een gevaarlijk uitziende aanval. Een probleempje was alleen hoe die aanval te verzilveren. Dat lukte Jaap niet en wat er daarna allemaal gebeurde is mij ontgaan, maar zo tegen 23.30 stond hij met een Toren en een K.A. tegen een Toren + drie verbonden vrijpionnen compleet verloren. Maar er was wederzijds tijdnood, Jaap zette snel, 1600 ging er in mee, dat kostte haar een Toren, vervolgens een pion. Met de overgebleven twee + haar Koning rukte zij via de a- en b-lijn op naar promotie, maar precies op tijd kreeg Jaap zijn Toren op a1 en toen had ie toch nog gewonnen.

Jan

Wedstrijdschema SOS-competitie seizoen 2022 – 2023

 

20 – 09:          Theothorne 1 – DSG 1

03 – 10:          DSG 1 – Mook 2

01 – 11:          SV Doetinchem – DSG1

28 – 11:          DSG – De Toren 1

10 – 01:          UVS 2 – DSG 1

06 – 02:          DSG 1 – UVS 3

21 – 03:          SMB 2 – DSG 1

03 – 04:          DSG 1 – Zevenaar 2

16 – 05:          ASV5 – DSG 1

DSG1 – ASV4: 2½ - 3½

 

Bij Bert (0), met Zwart aan bord 6, ging het tegen (1640)  gelijk op. Bert had al zijn stukken op de Damevleugel verzameld en leek iets beter te staan.  Maar de weg naar winst leek lang , een foutje is zo gemaakt en weg is je voordeel, dus toen zijn tegenstander op de 30ste zet remise aanbood, koos hij liever dan voor een lege dop in goed overleg met zijn teamleider voor het halve ei.

Frank (2112) speelde zijn lijfvariant van het Siciliaans, maar zijn tegenstander (1734) bleef de goeie antwoorden vinden. Daarop onderschatte Frank het verdere verloop van de partij en na een venijnig zetje van (1734) moest hij nog knokken voor gelijk spel. Uiteindelijk kwamen ze in een eindspel terecht waarin beiden weinig tijd hadden en weinig materiaal: ieder een paar pionnen en een Paard. Toen (1734) remise aanbood, werd dat door Frank geaccepteerd.

Bij Robbie  (1750), met Wit aan bord 2, ging het zo’n zet of dertig gelijk op, maar toen ging Robbie in de fout. Hij sloeg een pion en zag niet dat dit zijn tegenstander (1740) een matdreiging opleverde, die hij alleen kon pareren door een Toren in te leveren en toen stond hij glad verloren. In een uiterste poging de boel nog te redden ging hij met zijn Koning aan de wandel en met behulp van zijn monarch dreigde hij eeuwig schaak te geven, waarop (1740), die dat niet wou, een Toren terug offerde, waarna het remise werd. Hoe sterk zo’n wandelkoning kan zijn, zie je op https://www.chessgames.com/perl/chessgame?gid=1124533 , de partij Short – Timman (1991).

Fred (1652), met Zwart aan bord drie, moest het opnemen tegen (1585). Dat zou een punt moeten opleveren, maar het liep anders. Fred speelde zijn geliefde Naidorfvariant van het Siciliaans en kwam in een stelling terecht die erg ingewikkeld was en waarin hij kon kiezen uit diverse combinaties die tot voordeel zouden kunnen leiden. Maar ja, hoe gaat dat. Je ziet het goed, kijkt nog eens, twijfelt, zie je niet iets over het hoofd, god dat kan ook nog, wat als … en uiteindelijk kies je, hoewel je het aanvankelijk goed zag, toch voor de verkeerde voortzetting. Zo ging het dus. Daarna maakte (1542), die een TPR van tegen de 2.000 bleek te hebben, er met een paar goed geplaatste penningen een einde aan.

Jaap (0) trof met Wit aan bord 4 een andere (0). Jaap opende met f4 en ging zoals we dat van hem gewend zijn voortvarend van start. Met zijn 12de zet hield hij echter het gas even in en daarna werd het een kalme partij waarin veel werd afgeruild en dat is niet Jaap zijn ding. Wel kwam hij nog een pion voor, maar het antwoord op de vraag of dat voldoende was voor winst was vrij ingewikkeld en met remise waren beiden tevreden.

Ik (1465) trof met Zwart (1561). Lang ging het gelijk op, maar op de 22ste zet overzag ik een kleine combinatie die mij een pion kostte en mijn tegenstander de mogelijkheid bood  een overdonderende aanval op te zetten. Mat leek onafwendbaar, maar (1561) zag niet hoe hij de genadeklap kon uitdelen. Daarvan profiteerde ik door eerst met mijn Dame wat plaagschaakjes te geven, daarna de g-lijn te openen voor een Toren en toen (1561), mies van de schaakjes,  met zijn Koning naar voren ging en daarbij een verkeerd veld koos, was hij het die mat liep. Maar met mat in 1 vond ik toch dat ik te veel van het goede kreeg en bood remise aan. De partij staat inmiddels in onze database.