ubbink transport

ubbink transport

DSG1 – ASV4: 2½ - 3½

 

Bij Bert (0), met Zwart aan bord 6, ging het tegen (1640)  gelijk op. Bert had al zijn stukken op de Damevleugel verzameld en leek iets beter te staan.  Maar de weg naar winst leek lang , een foutje is zo gemaakt en weg is je voordeel, dus toen zijn tegenstander op de 30ste zet remise aanbood, koos hij liever dan voor een lege dop in goed overleg met zijn teamleider voor het halve ei.

Frank (2112) speelde zijn lijfvariant van het Siciliaans, maar zijn tegenstander (1734) bleef de goeie antwoorden vinden. Daarop onderschatte Frank het verdere verloop van de partij en na een venijnig zetje van (1734) moest hij nog knokken voor gelijk spel. Uiteindelijk kwamen ze in een eindspel terecht waarin beiden weinig tijd hadden en weinig materiaal: ieder een paar pionnen en een Paard. Toen (1734) remise aanbood, werd dat door Frank geaccepteerd.

Bij Robbie  (1750), met Wit aan bord 2, ging het zo’n zet of dertig gelijk op, maar toen ging Robbie in de fout. Hij sloeg een pion en zag niet dat dit zijn tegenstander (1740) een matdreiging opleverde, die hij alleen kon pareren door een Toren in te leveren en toen stond hij glad verloren. In een uiterste poging de boel nog te redden ging hij met zijn Koning aan de wandel en met behulp van zijn monarch dreigde hij eeuwig schaak te geven, waarop (1740), die dat niet wou, een Toren terug offerde, waarna het remise werd. Hoe sterk zo’n wandelkoning kan zijn, zie je op https://www.chessgames.com/perl/chessgame?gid=1124533 , de partij Short – Timman (1991).

Fred (1652), met Zwart aan bord drie, moest het opnemen tegen (1585). Dat zou een punt moeten opleveren, maar het liep anders. Fred speelde zijn geliefde Naidorfvariant van het Siciliaans en kwam in een stelling terecht die erg ingewikkeld was en waarin hij kon kiezen uit diverse combinaties die tot voordeel zouden kunnen leiden. Maar ja, hoe gaat dat. Je ziet het goed, kijkt nog eens, twijfelt, zie je niet iets over het hoofd, god dat kan ook nog, wat als … en uiteindelijk kies je, hoewel je het aanvankelijk goed zag, toch voor de verkeerde voortzetting. Zo ging het dus. Daarna maakte (1542), die een TPR van tegen de 2.000 bleek te hebben, er met een paar goed geplaatste penningen een einde aan.

Jaap (0) trof met Wit aan bord 4 een andere (0). Jaap opende met f4 en ging zoals we dat van hem gewend zijn voortvarend van start. Met zijn 12de zet hield hij echter het gas even in en daarna werd het een kalme partij waarin veel werd afgeruild en dat is niet Jaap zijn ding. Wel kwam hij nog een pion voor, maar het antwoord op de vraag of dat voldoende was voor winst was vrij ingewikkeld en met remise waren beiden tevreden.

Ik (1465) trof met Zwart (1561). Lang ging het gelijk op, maar op de 22ste zet overzag ik een kleine combinatie die mij een pion kostte en mijn tegenstander de mogelijkheid bood  een overdonderende aanval op te zetten. Mat leek onafwendbaar, maar (1561) zag niet hoe hij de genadeklap kon uitdelen. Daarvan profiteerde ik door eerst met mijn Dame wat plaagschaakjes te geven, daarna de g-lijn te openen voor een Toren en toen (1561), mies van de schaakjes,  met zijn Koning naar voren ging en daarbij een verkeerd veld koos, was hij het die mat liep. Maar met mat in 1 vond ik toch dat ik te veel van het goede kreeg en bood remise aan. De partij staat inmiddels in onze database.